terug naar het overzicht
11-maart-2002

Muider sequensen
gedichten door Kees van den Brink


Kees van den Brink is woensdag 6 maart 2002 overleden.
Onze stadsgenoot had zijn bundel "Geborgen stilte" (juni 2000) doen opvolgen door "Muider sequensen". Ouwe Muier heeft al op deze prachtige bundels gewezen, zij zijn verkrijgbaar bij Boekhandel 'de Ark' in Weesp, de boekhandel van de Hogeschool Hollland in Diemen, en de eerste bundel ook gewoon bij 'de Hoek'.

Hieronder kunt u kennismaken met een tweetal gedichten uit de laatste bundel van deze na een langdurige ziekte overleden dichter:


DE SCHULPEN

Als een schouderhoge wering strekt de stenen beer
langs de kade naar de torens van het slot,
nevelige zon kleurt de massieve muren,
breekt boven de werven de lucht,
geur van kastanjes, vroege herfst,
een reiger, vaste wachter van de sluis, schrikt op,
twee trage slagen wiekt hij weg, strijkt weer neer

Ik zie hoe een man met een zonderlinge jas
naar het koffiehuis loopt, het is er druk,
bedompte lucht van zware shag en bier,
de schippers van de bruine vloot
monsteren met schorre stem de dag,
een dag als alle andere, laat in september,
buiten komt langzaam het leven op gang

Lage huizen zien toe op wat de zee hier bracht,
manden vis, spiering, schar en aal
onder gekrijs van meeuwen aan wal gehesen,
nu wachten bij de schulpen de eersten in de rij
tot achter het gemoedelijke glas in lood
de apotheek haar deur ontsluit,
het ochtendspreekuur van de dokter


DE SLOTTUINEN

Het verlangen, plotseling, heftig als de begeerte
naar een vrouw, om te liggen in het gras,
wind waait de halmen door je haar,
in de lucht kantelen de wolken,
zo te liggen en te zien hoe de zomer verglijdt

In de slotgracht zwemmen zwanen,
wilde eenden op het basalt van de zeedijk,
de majestueuze muren van het kasteel,
een front van driemasters opent een wijds zeegezicht,
een ongedachte idylle, misleidt

Dit was het buiten van dichters en schrijvers,
dwalend door de boomgaard, nietig in een land
van water, wolken, wind ovenneesteren zij de tijd,
maar hun namen dragen verder dan hun werk,
stadswijken worden zij, winkelstraten

Het blad van de pruimen verkleurt,
boven de vest staat de zon al laag,
verraadt de komst van eerste vorst, het eerste vliesje ijs,
ik herinner mij de scheef gezakte paaltjes
in het vertrapte riet, verboden aan te leggen

Hoe deze angst te beteugelen,
dat de wolken niet meer kantelen in de lucht,
de takken niet meer wuiven in het wak dat dreigt
bij elke bocht, gekortwiekt ben ik,
wat blijft, een schrijven voor de tijd die wijkt


terug naar het overzicht

U kunt uw bijdrage zenden of opmerkingen kwijt door op de onderstaande envelop te klikken
U belandt dan op ons reactie formulier: